Wie een nieuwe school gaat bouwen, moet loskomen van ‘oud denken’. Dat betoogt expert Wichert Eikelenboom, die op 11 oktober tijdens het Duurzame & Gezonde Scholen Congres in Utrecht de keynote uitspreekt. We gaan daarover niet alles verklappen, maar wel duidelijk is dat Eikelenboom het vaak over ‘los’ zal hebben. “Kom eens los van die vaste structuren.”
S&A: Je wilt het dus hebben over oud en nieuw denken. Wat is dan die oude aanpak en wat gaat er nu mis?
Wichert Eikelenboom: “Ik maak me nog steeds zorgen over wat er in het hoofd van veel van mijn collega’s speelt. Daar zit nog veel oud denken. Of voorzichtig denken. Dat zie je vooral als zij te maken krijgen met nieuwbouw. Mensen wisselen nog weleens van baan, dus nieuwbouw maken ze niet zo vaak mee. Dan heeft dus de opdrachtgever weinig ervaring met het laten bouwen van een school en vindt dat dan heel spannend.
'Ik mag de architecten en aannemers best even kietelen'
Misschien geldt dat niet in de grotere steden, want als je kijkt naar Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, dan zitten daar naast de schoolbestuurders heel ervaren huisvestingsmensen. Die de nieuwbouw gewoon voor hun bestuurder doen. Maar driekwart van de schoolbestuurders heeft niet zo’n ervaren huisvestingsman of -vrouw naast zich. Als ze dan een nieuwbouwproject krijgen, vallen ze terug op traditionele paden. Want die voelen veilig. En dus lopen ze eigenlijk meteen naar een architect en geven het hele proces vrij snel uit handen.
Ik denk dat we in dat oude proces kansen missen. In de huidige markt, met de actuele kennis die bij veel aannemers zit, zie je vooral mensen die nieuwere denkbeelden hebben over hoe je een school in elkaar zet. Ik zie bijvoorbeeld in die nieuwe aanpak dat je een gebouw uit losse elementen, dus modulair moet gaan opbouwen. Kom daarom eens los van die oude geitenpaadjes, en los van die vaste structuren.”
S&A: Wat betekent dat voor de rol van de architecten?
WE: “Dat die misschien eerst even in hun hok moeten blijven zitten. Dat zullen ze niet leuk vinden, maar goed, ik mag ze best even kietelen. En de aannemers wil ik ook kietelen door hen te vertellen dat ze vaak te maken krijgen met niet-professionele opdrachtgevers, wat een andere aanpak vergt van die aannemer. Die moet niet denken dat hij dan gewoon lekker zijn ding kan doen en zijn eigen geitenpaadjes kan neerleggen. Dat hebben we tegenwoordig niet meer nodig. We moeten echt samen kiezen voor een andere aanpak. Dus dan moet je elkaar als opdrachtgever, architect en aannemer juist vasthouden en - dit keer - niet loslaten.”
S&A: Waar en hoe moet een schoolbestuur of -directeur dan beginnen?
WE: “Je ontwikkelt samen een school, dus niet los van elkaar alle aparte onderdelen. Het moet een geïntegreerd gebouw worden, toegespitst op de gebruikerseisen van een school. Ik pleit ervoor dat je met een schone lei begint. Als bijvoorbeeld een adviseur eerst in gesprek gaat over het gewenste Programma van Eisen, moet hij of zij het team dwingen om los te komen van het nu. Denk niet over wat je nu hébt, maar over wat je wílt met het oog op de ontwikkeling van het onderwijs over 20, 25 jaar. Probeer dat dan te vertalen in het gedrag van kinderen, in looplijnen, in gebruiksruimtes. Hoe geef ik nu les en hoe over twintig jaar? Wat vraag ik van een gebouw? Dat moet dus niet een architect doen; die vertaalt dat pas daarna in een gebouw.
De kwaliteit van een Programma van Eisen is dus heel belangrijk, maar de oude programma’s zijn te traditioneel. Die gaan te weinig uit van de activiteiten in dat gebouw. De kennis is echter aan het veranderen. Er zijn partijen die een heel goed Programma van Eisen kunnen maken, juist vanuit de vraag van de gebruiker. Dat beeld, over hoe je twintig jaar later dat gebouw binnenkomt, moet je dan in een Programma van Eisen helemaal terugvertalen naar het nu. Waarmee je vervolgens een vlekkenplan neerzet, waarna de architect dat vertaalt in beelden.”
S&A: Wat betekent die strategie en werkwijze voor de gewenste contractvormen?
WE: “Ik heb heel wat soorten scholen mogen neerzetten en in de afgelopen tien jaar gelukkig niet meer op de traditionele manier. Ik ben voorstander van geïntegreerd contracten, waarbij je de markt opgaat met een voorzichtig vlekkenplannetje. Waarbij ik het liefst met een bouwteam werk, en de architect van mij best samen met de aannemer mag optrekken. Dus denk na of je met Design, Build, Maintain-contracten wilt werken, want dat is nu wel gebruikelijk in de markt. Let dan vooral op de goede combinatie rond maintain, dus het beheer en onderhoud. Zoek naar de verantwoordelijkheid van de partijen in de toekomst en besef dat de aannemer daar vaak geen belang meer bij heeft. In de eerste twintig jaar vraagt een gebouw haast geen bouwkundige aanpassingen of onderhoud en heb je alleen de installateur als maintain-partner nodig.
Zoek dus naar een geïntegreerde aanpak van de hele ontwikkeling. Met ook de constructeur en de aannemer, zodat je faalkosten voorkomt evenals denkrichtingen die een kant opgaan die niet haalbaar is. Want we weten allemaal hoeveel geld we hebben. Ga dan alsjeblieft de gebruiker niet gek maken met mooie dingen. Want dat kan deze markt voor onderwijs en huisvesting helemaal niet hebben. Dat geld hebben we gewoon niet. Dus houd het heel reëel.”
S&A: Wat zijn nog meer voordelen van die geïntegreerde contractvorm?
WE: “Daarmee kun je de risico’s spreiden in een gelijkmatige verhouding met de aannemer. Ik wil die verantwoordelijkheid voor de risico’s ook niet afschuiven. Dat is wel een bekende valkuil van het geïntegreerde contract. Zeker voor minder ervaren opdrachtgevers klinkt dat natuurlijk heel fijn. Dat je de verantwoordelijkheid van de risico’s weglegt bij de aannemer. Maar daar betaal je uiteindelijk ook voor. De risico’s zitten ook niet in die bouw, maar in de beheers- en exploitatiefase van dat gebouw. Dat schoolgebouw kost in vijftig jaar veel meer dan de hele bouw. Daar zit het risico en dat wil ik mee naar voren nemen en mee stoeien.
Ik zoek uiteindelijk altijd naar partijen die mij als opdrachtgever uit mijn comfortzone durven te trekken. Denk eens mee! Ik ben daarom voorstander van een gezond proces, met openheid van budget, waarbij ik als opdrachtgever echt laat zien wat het me mag gaan kosten. Dat is óók loskomen van oud denken.”