“Ik zie nog veel te vaak”, begint architect Bart van Kampen, “dat wij een oud schoolgebouw slopen en daar dan een nieuw schoolgebouw voor in de plaats zetten. Een gebouw dat we dan zo circulair en zo biobased mogelijk willen maken, met een zo laag mogelijke CO2-footprint. Dat is echt absurd. Je moet dat oude gebouw helemaal niet slopen, want als schoolbestuur ben je bij nieuwbouw verantwoordelijk voor een enorme uitstoot van CO2. Bouwen is eigenlijk heel slecht voor onze aarde. Renoveren, restaureren en een nieuwe tijdlaag toevoegen is veel eervoller dan nieuwbouw.”
De voornaamste bron van de enorme uitstoot waar Van Kampen op doelt, is beton. “De hele wereld is echt beton-verslaafd”, stelt hij, “maar ondertussen is beton voor ongeveer acht procent verantwoordelijk voor alle CO2-uitstoot wereldwijd. De complete betonindustrie vervuilt zelfs meer dan de hele Verenigde Staten. Daarom denk ik dat we betonnen casco’s niet meer moeten slopen, maar moeten hergebruiken.” En dat kan ook prima bij talloze schoolgebouwen, zal Van Kampen laten zien in zijn presentatie ‘Nooit meer slopen’ tijdens het Duurzame & Gezonde Scholen Congres (woensdag 13 november 2024, Omnisport Apeldoorn).
Hout
Is het echter onmogelijk om een bestaande school opnieuw te gebruiken, dan pleit Van Kampen voor het ontwerpen van een uiterst flexibel, duurzaam casco. Het gebouw is dan klaar voor welke lange toekomst ook. De duurzame keuze voor een constructie in hout is nobel en goed maar in het geval van scholen echter ook lastig. Van Kampen: “Hout is een heel mooi materiaal, maar niet altijd even geschikt voor scholen. Bij ons bureau De Zwarte Hond ontwerpen wij nu heel veel woningen in hout, die je prima zes meter breed kunt maken. Met hout is het echter lastig om een kolom- en liggerstructuur te maken met de overspanningen van acht à negen meter die je in scholen nodig hebt. Een oplossing is dan de keuze voor een hybride constructie met bijvoorbeeld houten vloeren op stalen liggers.”
“In Groningen wordt een houten school ontworpen die heel flexibel is, met houten liggers die de benodigde overspanning wel halen. Voor een kolomvrije overspanning van acht meter komen er heel grote, hoge houten liggers van soms wel één à anderhalve meter. De klaslokalen worden daarom ook heel hoog, inclusief de vrije ruimte die nodig is. Dat is niet zo erg, maar daardoor wordt ook de gevel groter en heb je nog meer materiaal nodig.”
Een houten gebouw stoot weliswaar misschien wel drie keer zo weinig CO2 uit in vergelijking met een betonnen pand, maar dat laatste gaat misschien weer drie keer zo lang mee, stelt Van Kampen. Om dat nauwkeurig te bepalen, gebruikt De Zwarte Hond een tool die wordt afgekort tot Chipi: constructie, huid, installaties, programma en interieur. Ook daar gaat Van Kampen op 13 november dieper op in, met opnieuw als uiteindelijke doel (van een nieuw te bouwen pand): nooit meer slopen.
Regeldruk
De toepassing van Chipi wordt er met alle regelgeving niet makkelijker op, vindt Van Kampen. “De regeldruk mag echt wel wat lager worden. Neem de meterkast: zonder gasaansluiting hoeft die echt niet meer dicht bij de voordeur te zitten. De drie-meterregel kan gewoon verdwijnen, zodat je veel mooiere, flexibelere en adaptievere plattegronden kunt maken. Ik snap niet waarom de overheid elke keer regels toevoegt en geen regels eraf haalt.”
Hetzelfde geldt voor het ventileren van scholen en de noodzakelijke netaansluitingen. Van Kampen: “We maken nu heel veel scholen die maar drie keer 80 kW per jaar krijgen. Dat kan gewoon niet, want dat strookt niet met de hoeveelheid lucht die we verplicht moeten ventileren. Als je zes keer per uur, dus elke tien minuten, de totale luchthoeveelheid in een klaslokaal moet vervangen, kost dat enorm veel energie. Juist daarom heb je hoge energieaansluitingen nodig. Zo kunnen we geen frisse scholen meer maken.”
“Vanwege de netcongestie moeten we ventileren nu op een andere manier gaan interpreteren. Vroeger waren lokalen heel hoog, tot wel zes meter. En alle ramen, bovenin en onderin, konden open. De leerkracht gaf dan anderhalf uur les, de hoeveelheid CO2 steeg, waarna de kinderen een kwartier buiten gingen spelen en de leerkracht altijd alle ramen opendeed. Omdat die lokalen zo hoog waren, kon je die anderhalf uur CO2-uitstoot wel aan. Ik droom nog steeds van scholen die teruggaan naar dit concept. Hierdoor kan je de installaties met de helft verminderen. We noemen dat installatiearm, waarbij de natuur een deel van de installaties vervangt. Ook vanwege de strenge regels over warmteverlies is dit niet meer mogelijk, zodat we nu heel veel energie inzetten voor motoren die continu lucht in en uitblazen. Het is eigenlijk te bizar.”
De zwakke schakel
“Ik ben sowieso voor gebouwen zonder installaties”, vervolgt Van Kampen. “Binnen onze Chipi-tool zijn installaties echt de zwakke schakel. Als wij voor tien miljoen euro een school bouwen, gaat er voor vier miljoen aan installaties in. Dat gaat allemaal ten koste van de bouwkundige kwaliteit. Installaties eten architectuur op, die eten details op, die eten kwaliteit op, terwijl die installaties maar maximaal dertig jaar meegaan. Schoolbesturen zijn bovendien verantwoordelijk voor het onderhoud van de installaties en hebben over twintig, dertig jaar echt een probleem. Want daar wordt helemaal niet op begroot.”
Je kunt ook met minder installaties toe, als de school gunstig is gesitueerd ten opzichte van de zon. Van Kampen: “Scholen uit de jaren vijftig zijn veel beter georiënteerd op de zon. Die hadden heel vaak noorderlicht. Daar hielden architecten veel beter rekening mee. De plots waar die scholen op staan zijn ook vaak veel groter dan de plots die de nieuwbouwscholen nu krijgen. Tegenwoordig krijgen we zulke kleine kaveltjes dat we helemaal niet meer goed op de oriëntatie kunnen bouwen. Dus moeten we overal elektrische zonwering aanbrengen.”
Van Kampen kijkt echt niet alleen terug in de tijd; hij is ook bezig met de toekomst van het onderwijs en de bijbehorende architectuur, onder meer als curator van de Scholenmanifestatie Schoolvoorbeeld van de stad Groningen. Met vragen als hoe je toekomstgericht bouwt aan scholen die echt honderd jaar of langer meegaan. “Schoolgebouwen kunnen we niet meer zien als wegwerpartikelen. We moeten echt meer gaan kijken naar de adaptiviteit en flexibiliteit. Ook onderzoeken we hoe scholen veel beter verbonden kunnen worden met de stad, zodat schoolpleinen ook gebruikt kunnen worden door de buurt of functies in de school meerwaarde geven aan de wijk. Met dubbel gebruik heb je minder gebouwen nodig.”
Groningen
“Ten slotte kijken we ook naar de Groningse identiteit. Hoe moeten de scholen eruit zien? Groningen heeft een mooie geschiedenis met een aantal heel goede architecten, onder wie Siebe Jan Bouma en Jaap Wilhelm. In de jaren twintig, dertig heeft Bouma prachtige scholen gemaakt en die staan er allemaal nog steeds. Die scholen zijn heel prominent aanwezig in de wijk. Dat zijn echt de kerken van de wijk. Dat zijn monumenten waar het onderwijs wordt gevierd. Er zit heel veel vakmanschap, ambachtelijkheid en liefde in die ontwerpen. Daardoor houden mensen gewoon van die gebouwen en dan zorgen ze er ook heel goed voor. En als je ergens heel goed voor zorgt, gaat het heel lang mee. Zo kun je schoonheid inzetten als duurzaamheid. Mijn vraag is daarom ook: hoe maken wij nu de monumenten van de toekomst?”
Bart van Kampen en André van der Slik, respectievelijk partner/architect en architect bij De Zwarte Hond geven woensdag 13 november de presentatie ‘Nooit meer slopen’. Tijdens het Duurzame & Gezonde Scholen Congres (Omnisport Apeldoorn). Bekijk hier het interessante programma of meld je meteen aan.
Bart van Kampen leidt samen met Lisa van der Slot en Daan Zandbelt de vestiging van De Zwarte Hond in Rotterdam. Hij is tevens adviseur van de Betonvereniging Nederland en curator van het Scholenmanifest Schoolvoorbeeld in Groningen.
Blijf nog beter op de hoogte van al ons nieuws en abonneer je op de wekelijkse nieuwsbrief van Stedebouw & Architectuur.
Tekst: Ysbrand Visser
Foto (bovenaan): Vensterschool van architect Siebe Jan Bouma, Groningen (foto Shutterstock)